- Historie van Schiedam-1
- Historie van Schiedam-2
- Historie van Schiedam-3
- Schiedam toen en nu-1
- Schiedam toen en nu-2
- Schiedam toen en nu-3
- Schiedam toen en nu-4
- Schiedam toen en nu-5
- Schiedam toen en nu-6
- Oud Schiedam 1950
- Schiedam in beeld
- oud Schiedam (Kiela)
- Schiedam de Gorzen vanaf 1969
- Schiedam Zwart Nazareth.
het echte Weerzien
HET ECHTE WEERZIEN De apparaten hoorden daar niet aan mijn lichaam en ik was er van overtuigd dat mijn lichaam en geest het niet accepteerde. Op het moment dat ik wederom wegviel leefde ik in mijn beleving een aantal jaren terug in de tijd dat ik werkzaam was in de garage bij de Gebroeders Beumer te Schiedam. Ik wilde naar mijn werk en wilde niet te laat komen. In mijn onder bewustzijn, was het net opdat ze mij tegen wilde houden om naar het werk te gaan, in mijn gedachte vond een gevecht plaats. Het bed rammelde aan alle kanten en de verplegers gaven mij een hogere dosis via het infuus om mij rustig te houden. Bij het volledig ontwaken begonnen pas echt de problemen, zowel voor mij als de chirurgen. Onder geen beding wilde ik de raden opvolgen van de doctoren, die in mijn ogen er niet voor mij waren, maar voor zichzelf. In mijn beleving waren ze dan ook anti Joop Molendijk, ik moest enkel maar de raden van de artsen opvolgen en verder moet ik mijn mond houden. Mijn lichaam en geest begonnen een protest, temeer de artsen niet naar mij wilde luisteren en toch op een studentachtige manier volgens het boekje hun regels bleven volgen en mij wilde overtuigen hoe ernstig de kwetsuren waren. De dag dat ik volledig wakker werd en direct de vragen afvuurde aan het verplegend personeel, kan ik me nog herinneren als de dag van gisteren. Verbijsterend en geschrokken stonden daardoor ook binnen de kortst mogelijke tijd een scala van witjassen aan mijn bed. Ik keek rond en realiseerde niet hoe ernstig de situatie was. De situatie heb ik nooit als ernstig willen erkennen ondanks de doktoren mij wel ermee confronteerden. Wanneer ik met een hoop gekraak probeerde mijn hoofd op te tillen, werd dit al belemmerd door een band op mijn voorhoofd en de verschrikkelijke pijn van de gescheurde nekwervels en hoofdwond. Grote verbijstering toen ik in een gapend gat keek van mijn rechter onderbeen, die de doctoren open hadden gehouden om te kijken of mijn been de plaat accepteerde die operatief was geplaatst. Ik keek naar de touwen, beugels, toeters en bellen aan mijn lichaam en voelde mij als een wrak, dat verbonden was aan apparaten. Ik wilde mij geestelijk niet overgeven als een invalide, maar des te meer kwamen de woede aanvallen naar boven door mijn lichamelijke beperkingen. Ik wilde met mijn nagels het aangekoekte dikke bloed van mijn tanden schrappen, wat niet lukte een totale desoriëntatie, ik zat met mijn handen meer in mijn haar dan in mijn mond. Een vreemde gewaarwording denken en willen voelen aan je tanden en je handen naar je hoofdhuid gaan. Toch lukte het mij om met mijn nagels het gestollen bloed van mijn tanden te schrapen, met mijn onder tanden maakte ik mijn nagels schoon en spuugde het aangekoekte bloed uit. Achteraf bleek het wederom een gevecht van doorzettingsvermogen en de wil om te genezen. Heel langzaam kwamen ook de heldere momenten en het weerzien met mijn vrouw met onze elf maanden jonge zoon. Ik begreep later waarom ze allemaal met wijde neusvleugels mij benaderde, ik rook als een zwerver die in zijn broek had gepoept en op straat een frikadel voor een drol had aangezien en op had gegeten. Mijn hersenen moesten vooral rust hebben na zo een klap, maar daar gunde ik mezelf geen tijd voor. Ik moest weten en zeer zeker willen zien, hoe ik eruit zag. Meerdere malen vroeg ik om een spiegel, maar deze vraag werd nooit beantwoord. De chirurgen benadrukte nog eens heel duidelijk aan mijn vrouw, dat het een te groot risico zou worden, wanneer ik in deze situatie in de spiegel zou kijken. De chirurgen waren angstig voor deze confrontatie en wisten hiervan niet de uitwerking en wilde het liever voor zijn. Wat waren die vele stekels aan de ene kant van mijn hoofd en de harde brei aan de andere kant? Astrid, mijn vrouw, werd er heel erg nerveus van, temeer ik ook haar de huid vol schold, omdat ze elke keer weer zogenaamd de spiegel vergat. Wederom stonden de doktoren voor een raadsel, een ieder die deze klap te boven zou komen zou niet op deze manier reageren. Ze hadden heel graag de vragen aan mij willen stellen om een balans op te maken, maar helaas zoals gewoonlijk nam ik het inituitief. Die avond gooide Astrid, ik geloof vanaf de deur de spiegel naar mij toe met de woorden, hier eikel je spiegel kijkt er maar goed in, ik pakte de spiegel en zag met grote ontsteltenis mijn gezicht. Mager als een muis, een heugaveld matje aan de ene kant met 48 hechtingen erin en aan de andere kant leek ik op Pierre Jansen. De deuk in mijn schedeldak die op een wegversperring leek. Net een lachfilm ofdat de kapper met de tondeuse over mijn kop was uitgeschoten. Voor mijn gevoel een neus waar ongeveer drie kraaien op konden zitten en een gebit ofdat ik heel veel dropjes had gegeten. Het was niet om aan te zien en ik huilde zachtjes en tegelijker tijd wist ik dat deze Joop Molendijk zal verdwijnen en er een andere voor in de plaats zou komen. Nu besefte ik ook, waarom ze het telkens zogenaamd vergat mee te nemen. Ik was heel erg geschrokken van het aangezicht en nu bewust van mijn ziek zijn. Verwarring verdriet en moedeloosheid werd meester van mij en mijn nog gedeeltelijk werkende hersenen, waren al aan het beraden hoe ik deze klus zou klaren. Ik wilde geen medelijden meer of hulp, vanaf nu wilde ik alles zelf doen wat in mijn vermogen. Zelfs deze instelling van mijn kant bracht een hoop irritatie en herrie met zich mee bij het behandelend personeel. In hun ogen ging ik eisen stellen, terwijl ik gewoon mijn tanden wilde poetsen en mij opfrissen. |